Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.- 1 Korintiërs 13
Onlangs vertelde mijn supervisor dat hij ook altijd al had
willen schrijven. Maar als hij begon, dan maakte hij het nooit af. Hij was er
volgens zichzelf te ongeduldig voor.
Een heleboel mensen in Nederland houden van schrijven, en
een groot aantal van hen droomt, misschien al jaren, van het schrijven van een
roman. (Zelf ben ik natuurlijk ook één der velen – hemel, ik wil niets liever!) Dit blijkt niet alleen uit dubieuze statistiekjes uit de Trouw maar nog veel meer uit gesprekjes die ik de afgelopen jaren zo nu en dan met
mensen had. Als ik vertelde dat ik schreef, was het antwoord vaak iets in de
trant van: daar droom ik ook al jaren van.
Of: ik zou willen dat ik dat kon. Of:
Dat heb ik ook wel eens geprobeerd…
Maar.
En de maar die
daarop volgde was vrijwel altijd dezelfde: maar
ik maak het nooit af.
Dat liet me een paar
dagen geleden nadenken over wat nu eigenlijk de prijs is van het schrijven van
een boek. Tijd en energie, natuurlijk. Sommige schrijvers hebben de afspraak
met zichzelf dat ze elke dag iets schrijven, al is het maar honderd woorden.
Want dan heb je wat: honderd is meer dan niks – tien is meer dan niks…Zelfs één
woord is meer dan wanneer je niets opschrijft.
Voor mij werkt deze benadering niet. Behalve in november houd ik me niet aan
een strikt schrijfschema. “Tijd maken” is naar mijn mening ook niet echt de
toverspreuk die uiteindelijk dat boek tevoorschijn gaat toveren. Wat dan wel? Talent?
Taalgevoeligheid? Inzicht in verhaalstructuren? Ongetwijfeld zijn al die dingen
van belang. Maar de echte ingrediënten zijn dit: liefde, moed en toewijding.
Wie de liefde niet heeft, heeft helemaal niks. Het is de
primaire factor die ons zo vaak in beweging brengt. En toewijding en moed
worden uit de liefde geboren. (Een andere primaire factor, die ons juist lamlegt,
is de angst, waar ik het verderop nog over zal hebben).
Waarom houden schrijvers zo van schrijven? Het stelt ons in
staat om op de een of andere manier een zekere vorm van zingeving in de wereld
te brengen, of om de wereld om ons heen te begrijpen. Maar dat niet alleen.
Mensen hebben iets met verhalen. We hebben ze nodig zoals bomen hun wortels
nodig hebben: als de basis van ons bestaan, als instrument om ons mee te
voeden, als vaak onzichtbare dragers van ons leven, die ons omhoog stuwen. Er
is een reden dat we zo graag willen weten wat er in onze geschiedenis is
gebeurd. Dat we in de grond graven naar potscherven. Dat we in laboratoria door
microscopen turen en dat we ruimtesondes naar mars sturen…Uiteindelijk komt het
allemaal neer op dat ene grote verhaal, waarvan we steeds meer puzzelstukjes
bij elkaar lijken te rapen. Uiteindelijk komt het erop neer dat we willen
weten: wie zijn wij? En: wat is onze relatie tot de kosmos?
Je zou kunnen zeggen dat de liefde van mensen voor verhalen
een ingebouwd instinct is. Hebben we het ooit anders gedaan?
Als ik terug in de tijd kon gaan, en de bovenstaande speech
aan mijn zestienjarige zelf zou voordragen, weet ik vrij zeker wat het antwoord
zou zijn: “Dat is allemaal goed en wel, maar mijn epische poging om mijzelf tot
de kosmos te relateren houdt na zeven pagina’s op.”
Dat was de allereerste keer dat ik met Nanowrimo meedeed – Dansen voor Inanna heette het verhaal.
De opzet was in orde, ik had al zulke mooie plannen voor toekomstige scenes…Maar
meer dan die zeven pagina’s is het nooit geworden. Op dat moment zat ik met
datzelfde ontmoedigende gevoel dat ik zonet al beschreef: ik maak het toch
nooit af.
Zo’n gevoel alsof er een kracht is die buiten mijzelf staat
en die me verhindert om te doen of af te maken wat ik eigenlijk wel voor elkaar
zouden willen krijgen. Ik kan wel beginnen, maar het strandt toch ergens
halverwege… De waarheid is natuurlijk dat er geen speciale kracht is die mij –ons!
– overschaduwt en verhindert om creatieve processen af te maken. Niets meer en
niets minder dan onze eigen toewijding stelt ons in staat om een boek of een
verhaal (af) te schrijven. Jezelf een fikse schop onder de kont geven, door de
zure appel heen bijten, nog even doorbikkelen en een handvol andere clichés
zijn – heel simpel bekeken – de oplossing van dit probleem.
Maar toch is er vaak nog iets meer aan de hand. Een verhaal schrijven
is eng. Er is iets half-magisch aan
woorden die op papier geschreven worden. Ja, ook op het computerscherm. Wat is
dat toch? Zodra we een zin hebben opgeschreven, stáát het er. Bijna tastbaar.
Je kunt ernaar staren –de woorden lijken zowaar terug te staren – en dan begint
het gepieker. Moet ik dit echt wel zo formuleren? Schommelt de zin niet als een
ontsporende trein? We weten allemaal waar de backspace- en de deleteknop zitten,
maar toch krijgt een zin, eenmaal opgeschreven, al gauw een definitieve status.
Wie verwijdert en opnieuw begint kan bovendien in een nieuwe valkuil terecht
komen, namelijk perfectionisme. Tien, twintig, misschien zelfs honderd keer
dezelfde gedachte onder woorden proberen te brengen, zonder dat je ooit de
magische formule te pakken krijgt. Verstrikt in je eigen verwachtingen…Of
misschien in de verwachtingen die jij denkt dat anderen van jouw werk hebben. We
willen immers allemaal goed gevonden worden! Dat perfectionisme, en de angst
die daarachter schuilgaat, kan verlammend werken. Dat ondervond ik jaren
geleden, toen ik bezig was aan een roman die Tot Mensenstemmen Ons Weer Wekken heette. Meer recentelijk merk ik het aan een andere oude liefde
van mij: tekenen. Vroeger schetste ik rustig alles wat in me opkwam: personages,
gebeurtenissen uit boeken en eigen bedachte verhalen, of gewoon zomaar scènes.
Toen ik op de kunstacademie terecht kwam, ontstond er plotseling een gigantische
druk om te presteren, een druk die ik zelfs lang nadat ik een ander pad was
ingeslagen met me mee heb genomen. Als ik niet de perfecte enscenering, de
perfecte invalshoek, de volmaakte anatomie te pakken kon krijgen op papier, dan
kon ik er beter maar helemaal niet aan
beginnen. Daarnaast besloot ik dat ik al mijn creatieve energie maar moest
aanwenden aan het schrijven – het Eiland in de Mist, in dit geval. Op die
manier heb ik mezelf eigenlijk drie jaar lang tegengehouden om tijd voor
tekenen te nemen, tot het punt dat ik niet eens meer durfde te schetsen, uit
angst voor mislukking. Een week of twee, drie geleden ben ik (o, zo voorzichtig!)
weer begonnen met een potloodje, een kneedgummetje en mijn oude, nagenoeg lege
schetsboek van de kunstacademie. Ik leer mezelf elke dag weer een schetsje te
maken, zonder dat het iets hoeft te worden, zonder dat anderen het hoeven te
zien. Het klinkt misschien een beetje kinderachtig, maar zelfs iets dat zo klein
is, en notabene privé, heeft me aardig wat moed gekost. Maar ik heb er zowaar
weer plezier in! De liefde keert terug.
En dat is wat er ook met jou gebeurt als je je boek niet afmaakt! (Het bewijs dat ik weer probeer te tekenen ;)) |
Op diezelfde manier
kunnen liefde voor wat je doet (of wilt doen) en een beetje moed uitmonden in
toewijding. Volhouden waaraan je bent begonnen, omdat je er teveel van houdt om
het op te geven. Het vinden van de juiste woorden is een kunst die we langzaam
ontwikkelen, net zoals het ontwerpen van een mooie spanningsboog, personages en
dialoog. Als we er maar bij blijven.
Ik heb mijn schrijfwerk, en Het Eiland in de Mist in het bijzonder, altijd
gezien als een houtsnijwerk: ik schaaf en hak en vijl net zolang totdat het de
vorm begint te krijgen die ik wil. Een paar keer ben ik zelfs met een heel
nieuw stuk hout begonnen. Soms heeft het half-afgemaakte beeld maandenlang in
een hoekje gestaan, totdat ik de instrumenten weer oppakte, soms aarzelend,
soms vol enthousiasme.
Of, zoals de mensen van Nanowrimo het puur en simpel
formuleren: geef jezelf eens een maand. Luister niet naar al dat innerlijke gezeur
dat je tijdens het schrijven ongetwijfeld zult hebben…Bind die “inner editor” vast in een donker hoekje
en bind hem een monddoek voor, als dat nodig is. En schrijf. Schrijf dóór.
Schrijf onzin, maak fouten, negeer de slechtste scène die je ooit geschreven
hebt en sta niet te lang stil bij die moeizame overgang verderop. Schrijf
gewoon totdat het af is.
Veranderen kan later nog naar hartenlust. Maar dan héb je in
elk geval wat. Je hebt iets áf gekregen. Je hebt je verhaal moed en toewijding
gegeven, de grootste twee gaven die er zijn voor iets waar je van houdt.
2 comments:
Ik ben het met je eens, behalve dat ik daar nog iets aan toe zou willen voegen: veel mensen die willen schrijven denken dat het werken aan je verhaal stopt op het moment dat het afgeschreven is. Terwijl de meer ervaren schrijvers weten dat op het moment dat je trots 'The End' onderaan je laatste pagina zet, het harde werken pas begint. Het verzinnen van een verhaal, het zich doen ontrollen van een geschiedenis op papier of op je beeldscherm, dat kan al een hele klus zijn als je je personages niet in het gareel kunt houden of als je niet van a naar b komt, of als je niet uit je woorden komt. Maar als het eenmaal klaar is en je moet van die brij nog een goedlopend, coherent verhaal maken dat andere mensen die niet jouw gedachtenkronkels hebben ook nog snappen, daar komt nog een hoop bij kijken. Een verhaal schrijven is pas de helft van het werk: er kritisch naar kunnen kijken, te durven schrappen en herschrijven, daar is minstens evenveel liefde, toewijding en moed voor nodig :)
Helemaal gelijk. Ik durf zelfs te zeggen dat het proces van herschrijven moeizamer en langer is dan dat van het schrijven zelf. (Vooral als je het voor de derde keer doet...uche :D)
Dank voor je comment! :)
Post a Comment